blog

De erfbelasting kan in bepaalde gevallen een individuele en buitensporige last zijn.

Voor de inkomstenbelasting is enkele keren in de rechtspraak uitgemaakt dat de verschuldigde box 3 belasting voor de betreffende persoon een individuele en buitensporige last is. Het gevolg is dan dat de belasting over het fictieve inkomen uit vermogen niet wordt geheven.

Hoewel niet zo bekend kan dit bij de heffing van erfbelasting ook voorkomen.

Hieronder behandel ik twee gevallen waarin de verschuldigde erfbelasting voor de betreffende erfgenaam een individuele en buitensporige last was en de rechter de aanslag erfbelasting tot nihil verminderde.

Tijdstipbelasting.

Erfbelasting is een tijdstipbelasting. Dat houdt in dat er erfbelasting wordt geheven over de waarde van de nalatenschap op het moment van overlijden van de erflater.

Dus als iemand op 15 januari overlijdt en een effectenportefeuille met een waarde van € 500.000 nalaat, zijn de erfgenamen over dit bedrag erfbelasting verschuldigd. Ook als de aandelenkoersen een week later kelderen en de effectenportefeuille nog maar € 100.000 waard is.

In de zaak van het Hof Den Haag van 25 mei 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:906) erft een vrouw van haar vader. Zij is enig erfgenaam en aanvaardt de nalatenschap beneficiair.

Vader heeft één van de drie kinderen van zijn tweede vrouw, een zoon, tot executeur testamentair benoemd.

Maar dit blijkt een verkeerde keus te zijn. Deze jongeman is namelijk gokverslaafd.

Na aftrek van een overbedelingsschuld aan de kinderen van zijn tweede vrouw resteert er voor de eigen dochter een netto nalatenschap van circa € 260.000.

De dochter had al jarenlang geen contact meer met haar vader en kreeg via de notaris bericht van zijn overlijden en het feit dat zij tot enig erfgenaam was benoemd.

De executeur testamentair vergokt de nalatenschap.

De stiefbroer maakt er een zooitje van. Hij doet zelfs geen aangifte voor de erfbelasting. Het gevolg is dat de inspecteur, op basis van gegevens die hij her en der verzamelt, een aanslag erfbelasting oplegt naar een geschat bedrag.

Uiteindelijk komt dit wel goed. Naarmate er meer gegevens aangeleverd worden, wordt de aanslag naar het juiste bedrag verlaagd.

Maar er is pas een echt probleem als de executeur de nalatenschap vergokt.

De dochter loopt al jaren in de bijstand en heeft geen vermogen.

Na aftrek van de verschuldigde erfbelasting van circa € 40.000 had ze – als alles goed was gegaan - netto € 220.000 overgehouden waardoor haar financiële positie aanzienlijk verbeterd zou zijn.

Daarom is het des te beroerder dat één en ander zo verloopt. Vader had deze ellende kunnen voorkomen als hij zorgvuldiger was geweest bij het benoemen van een executeur testamentair.

Of zijn eerste keus tijdig had herzien.

Ondanks het feit dat ze geen cent zal ontvangen is de dochter wel erfbelasting verschuldigd over de nalatenschap van haar vader.

Ze gaat tegen de aanslag in bezwaar en beroep.

Ze stelt dat de belastbare verkrijging te hoog is vastgesteld en dat de inspecteur in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De inspecteur vindt dat hij ondanks de moeilijke omstandigheden waarin deze belastingplichtige verkeert, correct heeft gehandeld. Zijn mogelijkheden om binnen de wettelijke regels mee te werken aan een redelijke oplossing zijn naar zijn mening uitgeput.

Schending van het eigendomsrecht in de zin van art. 1 EP EVRM.

De rechtbank Den Haag gaat hierin mee maar in hoger beroep oordeelt het gerechtshof gelukkig anders:

Die overwoog:
  • dat de dochter in ernstige mate wordt getroffen door de heffing van erfbelasting.
  • de verschuldigde belasting van € 40.144 in haar situatie tot een individuele en buitensporige last leidt.
  • Ze geen (overig) vermogen heeft waaruit zij de verschuldigde erfbelasting kan betalen en de betaling van de erfbelasting ertoe leidt dat haar inkomen onder de armoedegrens daalt.
  • De last van deze belastingaanslag zich bij deze vrouw aanzienlijk sterker laat voelen dat in het algemeen.
    Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat in het algemeen bij nalatenschappen geen sprake zal zijn van een situatie waarin buiten toedoen van de erfgenaam geen boedelbeschrijving is opgemaakt en de erfgenaam zijn aandeel in de nalatenschap niet ontvangt.
Gezien deze omstandigheden is er sprake van een schending van het eigendomsrecht in de zin van artikel 1 EP EVRM. Dit kan alleen ongedaan gemaakt worden door de belastbare verkrijging op nihil te stellen.

Het hof woog in zijn beslissing mee dat deze vrouw alle moeite had gedaan om haar erfenis te redden en dat het verloren gaan van de nalatenschap op geen enkele manier aan haar te wijten was.
 
De erfenis gaat door brandstichting verloren.
 
In een andere zaak die voor de rechtbank Gelderland speelde (zie ECLI:NL:RBGEL:2022:896) was er naar de mening van de rechter (enkelvoudige kamer) ook sprake van een individuele en buitensporige last.
 
Moeder overlijdt en haar drie kinderen zijn ieder voor een gelijk deel erfgenaam.
 
Haar nalatenschap bestaat in hoofdzaak uit een woning met een WOZ-waarde van € 325.000.

Er moet ook nog een overbedelingsschuld van circa € 113.000 uitbetaald worden. Uiteindelijk bedraagt het saldo van de nalatenschap € 198.000.
 
De zoon waar deze procedure over gaat heeft zijn erfdeel beneficiair aanvaard.
 
De inspecteur legt voor zijn erfdeel ad € 66.000 een aanslag erfbelasting op van € 4.600.
 
Maar deze man dient een bezwaarschrift in omdat de nalatenschap uiteindelijk negatief is.
 
De woning had weliswaar een waarde van € 325.000 voor de erfbelasting en werd voor € 395.000 verkocht maar twee dagen voor de juridische levering (inmiddels zijn er twee jaren verstreken) steekt een broer de woning in brand.
 
De verzekeringsmaatschappij keert niet uit want er is sprake van opzettelijke brandstichting.
 
Uiteindelijk wordt de woning, of beter gezegd de ruïne, verkocht voor € 80.500.
 
Maar op het moment van openvallen van de nalatenschap was de woning € 325.000 waard. En de erfbelasting is een tijdstipbelasting. Dat het pand kort daarna verloren gaat, is niet relevant.
 
Een beroep op de hardheidsclausule wordt door de Staatssecretaris afgewezen.
 
De inspecteur wijst het bezwaar af.
 
De rechtbank constateert dat de inspecteur de aanslag correct heeft vastgesteld.
 
Is hier ook sprake van een individuele en buitensporige last?
 
De rechtbank stelt dat voor de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last de mate waarin belanghebbende in de gegeven omstandigheden wordt getroffen door de erfbelasting beslissend is.
 
Daarbij moet worden beoordeeld of die last zich in het geval van belanghebbende beduidend sterker laat voelen dan in het algemeen.
 
De hoogte van de belastingdruk bedraagt in dit geval 6,9 procent van de verkrijging. Dat is zo weinig dat er geen directe aanleiding is om van een individuele en buitensporige last te spreken.
 
Maar de rechtbank ziet in de specifieke omstandigheden van deze erfgenaam toch aanleiding om anders te oordelen, omdat de last zich in dit geval sterker laat voelen dan in het algemeen.
 
Want dit geval is uitzonderlijk omdat de waarde van een vermogensbestanddeel van de nalatenschap voor een groot deel teniet is gegaan door brandstichting.
 
Daarnaast heeft de gedupeerde geloofwaardig verklaard dat hij geen civielrechtelijke vordering op de brandstichter te gelde kan of heeft kunnen maken, dat de verzekeringsmaatschappij de door de brand veroorzaakte schade niet zal vergoeden en dat de woning uiteindelijk voor € 80.500 aan een derde is verkocht.
 
De rechtbank vindt het daarom aannemelijk dat de erfgenaam geen middelen uit de nalatenschap zal verkrijgen waarmee de aanslag erfbelasting kan worden voldaan en dat zijn uiteindelijke verkrijging nihil zal zijn.
 
De rechtbank honoreert de stelling van deze erfgenaam dat er sprake is van een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP EVRM en stelt de verkrijging voor de erfbelasting op nihil.
 
Een zielig verhaal is niet genoeg!
 
Uit deze uitspraken blijkt dat er ook in de sfeer van de erfbelasting sprake kan zijn van een individuele en buitensporige last.
 
Maar of een rechter dit zo ziet hangt sterk af van de feiten en omstandigheden.
 
Als u vindt dat u buiten uw schuld in een situatie bent gekomen waarin u formeel gerechtigd bent tot een nalatenschap maar deze waardeloos blijkt te zijn zodat de verschuldigde erfbelasting tot een verarming leidt, is er misschien sprake van een situatie waarin de erfbelasting een individuele en buitensporige last is.
 
Maar dan moet u deze stelling wel goed onderbouwen. En ook bewijsstukken overleggen.
 
In de praktijk leidt een beroep op een schending van het eigendomsrecht in de zin van art. 1 EP EVRM zelden tot een succes.
 
U kunt er beter alert op zijn dat een nalatenschap niet in verkeerde handen komt of door toedoen van derden verloren gaat. 


26 December 2022, Gepost door Peter Meijne


Dit kan ik voor u doen!

Meijne belastingadviseurs beschikt over een brede ervaring. Heeft u een lastige kwestie op gebied van belastingen? Peter Meijne is zeer gespecialiseerd en is u graag van dienst op onderstaande gebieden: