blog

Waardestijging aandelen in pensioen B.V. belast met erfbelasting. Pas op voor dubbele heffing!

Meestal behoren de aandelen in een (pensioen) B.V. tot de nalatenschap van de erflater.

Het is algemeen bekend dat, als er in een erfenis aandelen in een B.V. zitten, de waarde van de aandelen ook belast wordt met erfbelasting.

Bij een pensioen B.V. worden de aandelen meer waard als de pensioengerechtigde overlijdt. De pensioenverplichting valt immers vrij.

De aandelen in de pensioen B.V. zijn niet in handen van de erflater (de kindconstructie).

Het komt ook voor dat de aandelen in een pensioen B.V. bijvoorbeeld bij de kinderen van de erflater zijn ondergebracht.

Deze zogenaamde ‘kindconstructie’ werd in het verleden vaak toegepast om daarmee de waardestijging van de aandelen door het overlijden van de pensioengerechtigde, buiten de heffing van de erfbelasting te houden.

Maar sinds 1 januari 1995 steekt art. 13a Successiewet daar een stokje voor.

De erfbelasting kent meerdere fictiebepalingen.

Een bekende is de situatie waarbij de ouder het vruchtgebruik van een woning heeft en het kind de blote eigendom.

Hoewel de woning niet tot de nalatenschap van de ouder behoort, heeft diens overlijden wel heffing van erfbelasting over de waarde van de woning bij het kind tot gevolg. Art. 10a SW.

In art. 13a SW 1956 is geregeld dat de waardestijging van een tot een aanmerkelijk belang behorend pakket aandelen, die het gevolg is van het overlijden van de partner of bloed- of aanverwanten van de aandeelhouder, als fictieve verkrijging krachtens erfrecht in aanmerking wordt genomen.

Vader heeft tijdens leven zijn B.V. aan zijn zoon overgedragen. Hij ontvangt nog steeds een pensioen van de B.V. Als vader overlijdt, stopt de pensioenuitkering.

De B.V. wordt bevrijd van haar verplichting om nog langer pensioen uit te keren. De pensioenverplichting vervalt dus en het eigen vermogen van de B.V. wordt, na aftrek van de over de vrijval verschuldigde vennootschapsbelasting, met de vrijvalwinst verhoogd.

De aandelen in de B.V. zijn geen eigendom (meer) van vader maar van zijn zoon.

Vrijvalwinst is een fictieve verkrijging voor de erfbelasting.

Hoewel de aandelen in de B.V. niet tot de nalatenschap van vader behoren, wordt deze waardestijging voor de zoon als een fictieve verkrijging voor de erfbelasting aangemerkt.

Als aandeelhouder profiteert die immers van de waardestijging van de aandelen.

Het bedrag dat, als de aandelen wel tot de nalatenschap van vader hadden behoord, onder de normale regels (artikel 1 van de SW) voor de erfbelasting was gevallen, wordt nu via de fictiebepaling van art. 13a SW bij de zoon belast.

De aandeelhouders zijn op huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding getrouwd.

Dit speelde in een situatie waarin een echtpaar op huwelijkse voorwaarden was getrouwd en een wederkerig finaal verrekenbeding had opgenomen. Dit hield in, dat als het huwelijk door overlijden zou worden ontbonden, er zou worden afgerekend alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.

De man heeft 90% van de aandelen in de B.V. en zijn vrouw 10%. Bij de B.V. is er een nabestaanden pensioen voor de vrouw afgesloten.

De vrouw overlijdt als eerste. Haar man is haar enige erfgenaam.

Door het overlijden van de vrouw vervalt haar nabestaandenpensioen en valt de pensioenverplichting gedeeltelijk vrij. Hierdoor stijgt de waarde van de aandelen.

Deze hogere waarde heeft gevolgen voor de hoogte van de verrekenvordering van het finaal verrekenbeding. Deze vordering van de vrouw behoort tot haar nalatenschap en wordt volgens de normale regels van de erfbelasting (art. 1 SW) belast.

Maar omdat de man 90% van de aandelen in de B.V. heeft, is de fictiebepaling van art. 13a SW ook van toepassing.

Daardoor zou een deel van de door de vrijval optredende waardestijging van de aandelen tweemaal belast worden.

Vraag aan Kennisgroep Belastingdienst.

Aan de Kennisgroep Successiewet van de Belastingdienst* is daarom de vraag gesteld of de fictie van art. 13a SW achterwege kan blijven voor zover de waardestijging van de aandelen al via de verrekenvordering van de huwelijkse voorwaarden met erfbelasting wordt belast.

De Kennisgroep keurt goed dat, als art. 13a SW tot dubbele heffing leidt, de fictie voor dit gedeelte niet wordt toegepast.

De werking van art. 13a SW is namelijk al gedeeltelijk bereikt door de werking van het verrekenbeding uit de huwelijkse voorwaarden.

Hoeveel bedraagt de verrekenvordering?

In deze casus (in vereenvoudigde vorm) steeg de waarde van de aandelen met € 100.000. Na deze vrijval zijn de aandelen € 4.000.000 waard. Met deze waarde wordt de hoogte van de verrekenvordering bepaald.

De man heeft, inclusief de waarde van zijn aandelen in de B.V., dit is 90% van € 4.000.000 = € 3.600.000, een vermogen van € 4.000.000. Dus voor een bedrag van € 400.000 heeft hij ook nog andere (eigen) bezittingen.

De vrouw had een eigen vermogen van € 500.000. Dit is inclusief haar aandelen in de B.V. van 10% van € 4.000.000 is € 400.000.

De verrekenvordering van de vrouw op haar man bedraagt dan (€ 4.500.000/2 - € 500.000 =
€1.750.000.

Hier zit voor een bedrag van 90% van (½ x € 100.000) = € 45.000 aan waardestijging van de aandelen in versleuteld. De verrekenvordering van de vrouw op haar man is immers een onderdeel van haar nalatenschap.

Hoe verloopt de heffing van erfbelasting? 

De man wordt nu als enig erfgenaam van zijn vrouw volgens art. 1 SW belast voor een verkrijging van € 500.000 + € 1.750.000 = €2.250.000 en op grond van art. 13a SW voor een bedrag van 90% van € 100.000 is € 90.000.

Want degene die de aandelen heeft, in dit geval de man voor 90%, krijgt de fictie van art 13a SW voor zijn kiezen.

Omdat de vrijval al voor 90% van € 50.000 is € 45.000 via art. 1 SW is belast, blijft de toepassing van art. 13a SW, dankzij de goedkeuring van de Kennisgroep, beperkt tot de andere helft. Dit is ook € 45.000.

Controle: de man houdt 90% van de aandelen in de B.V. De fictie van art 13a is dus van toepassing op 90% van de waardestijging van de aandelen ad € 100.000 en zou dus zonder correctie € 90.000 bedragen.

Geen dubbele heffing.

Maar omdat er op grond van het finaal verrekenbeding al 50% van € 90.000 is € 45.000 volgens de normale regels van de erfbelasting (art. 1 SW) wordt belast, wordt het bedrag van de fictieve verkrijging van de man met dit bedrag verlaagd.

Per saldo wordt er dus éénmaal erfbelasting geheven over de waardestijging van de aandelen.

Dit is een tamelijk ingewikkeld voorbeeld.

De fictie van art. 13a SW is in meerdere situaties van toepassing.

Er zijn ook nog andere situaties mogelijk waarbij een echtpaar op huwelijkse voorwaarden en koude uitsluiting - maar wel een finaal verrekenbeding - zijn getrouwd.

De berekening van het belastbare erfdeel van overblijvende echtgenoot kan dan een uitdagende exercitie zijn. **

Als u aandelen in een B.V. hebt die een pensioenverplichting aan een familielid heeft, kan het overlijden van deze persoon, ook als u formeel geen erfgenaam bent, toch een aanslag erfbelasting tot gevolg hebben.

Dit speelt ook bij andere aandeelhouders dan de partner. Bijvoorbeeld bij drie broers die ooit samen hun onderneming via een gezamenlijke B.V. uitoefenden.

De ondernemingsactiviteiten zijn gestaakt maar de broers ontvangen nog wel een pensioen uit een B.V. waarvan zij ieder nog 1/3e van de aandelen hebben.

Als een broer overlijdt, wordt zijn pakket aandelen van 1/3e van het totaal, als onderdeel van zijn nalatenschap, via de normale regels van de erfbelasting (art. 1 SW) belast.

Zijn broers krijgen een aanslag op grond van een fictieve verkrijging. Namelijk over 1/3e deel van de waardestijging van de aandelen door het vervallen van het pensioen van hun broer.

Pensioen B.V.’s sterven uit.

Het goede nieuws is dat de echte pensioen B.V. als gevolg van de uitfasering van pensioenen in eigen beheer sinds 1 juli 2017 geleidelijk uitsterven.

Als het pensioen in een Oudedagsvoorziening (ODV) is omgezet gaan de resterende uitkeringen over op de erfgenamen. Dan is er dus geen vrijval van het saldo van de ODV.

De fictie van art. 13a SW kan nog wel bij echte pensioenregelingen in eigen beheer en lijfrenten (stamrechten) spelen.

Hoe is de situatie bij u?

Mijn advies is om op tijd te onderzoeken hoe bij u de situatie is zodat u weet wat uw erfgenamen en/of aandeelhouders van ‘uw pensioen B.V.’ te wachten staan als u overlijdt.

En kijk ook naar uw huwelijkse voorwaarden.

Vooral voor senioren heeft het meestal weinig zin om die aan te houden. Ook als u een finaal verrekenbeding heeft opgenomen. Uit het hierboven beschreven voorbeeld blijkt dat die clausule een onding kan zijn.

Op hogere leeftijd is de kans dat uw huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden (gelukkig) vrij klein. Verder hebt u het gezamenlijke vermogen meestal samen opgebouwd. Dan is een splitsing in twee afzonderlijke vermogens niet meer in overeenstemming met de werkelijkheid.

De overgang naar een algehele gemeenschap van goederen maakt uw situatie veel overzichtelijker en is vaak ook voordeliger voor de erf- en inkomstenbelasting.

Laat uw situatie eens goed in kaart brengen en stem de allocatie van uw bezittingen (aandelen), uw huwelijkse voorwaarden en testament op elkaar af!

Dat geeft veel rust en bespaart uw erfgenamen vervelende verrassingen en gedoe.

Ik wil u hier graag bij helpen!

Telefoon: 06-386 18 532
E-mail: peter@meijnebelastingadviseurs.nl
 
*KG:063:2023:35 Toepassing artikel 13a SW 1956 bij koude uitsluiting en finaal verrekenbeding

** Professionals die hiermee te maken hebben verwijs ik naar een artikel van mr. F.A.M. Schoenmaker die, naar aanleiding van deze vraag aan de Kennisgroep, in Fiscale Berichten voor het notariaat nummer 10, oktober 2023/SDU (46) onder de titel Artikel 13a SW en het relatievermogensrecht, de mogelijke scenario’s in de echtelijke sfeer uitvoerig behandelt.
 


30 October 2023, Gepost door Peter Meijne


Dit kan ik voor u doen!

Meijne belastingadviseurs beschikt over een brede ervaring. Heeft u een lastige kwestie op gebied van belastingen? Peter Meijne is zeer gespecialiseerd en is u graag van dienst op onderstaande gebieden: